Ik ben een man van 52 jaar, 64 kg bij 1,76 m lang en sport al mijn hele leven waarvan de laatste 15 jaar 3 á 6 keer per week. Ik gebruik altijd een hardslagfrequentiemeter en zeker tijdens het fietsen train ik in de trainings zone die op dat moment op het programma staat. Tot nu toe niks bijzonders. Het omslagpunt bepaalde ik door een Conconi inspanningstest te doen thuis op mijn tacx flow. Bij de laatste test, begin december 2010, was de waarde van het omslagpunt (hartslagfrequentie) HF 183 slagen per minuut. Nu heb ik pas geleden een inspanningstest onder toezicht van een bewegingswetenschapper gedaan met lactaat meting en had ik bij een HF van 136 slagen per minuut al een bloed lactaat waarde van 3,8 mmol/liter (bij 4,0 mmol/liter is het opslagpunt) en de maximale HF kwam uit op 196 slagen per minuut. Raar hoe kan dit?
In de training niet veel anders gedaan dan normaal. Wat wel heel intensief is (50% van het uur zit je boven het omslagpunt), fiets ik gemiddeld 1 keer in de twee weken een uurtje op de wielerbaan. Maar dat heb ik vorig jaar ook gedaan. Met vriendelijke groet, Bart
|
|
In 1994 was de bekendheid van professor Conconi op zijn hoogst. De professor van de Universiteit van Ferrara te Italië had de Conconi-test oorspronkelijk ontwikkeld bij hardlopers. De lopers moesten op een atletiekbaan ronden lopen waarbij het elke volgend 200 meter punt de loopsnelheid met een 0,5 km/uur toe nam. Door de loopsnelheid op de x-as te zetten en de daarbij gemeten hartslagfrequentie op de y-as was er eerst een rechte lijn te zien tussen zien tussen deze twee variabelen.
|
Echter op een gegeven punt vlakte de curve af. Deze knik in de curve werd door Conconi het slope deviation point (sdp) genoemd en kwam overeen met de loopsnelheid die de hardloper net een uur kon vol houden. |
|
Figuur 1: Op de horizontale as staat de loopsnelheid (velocità) in km/uur en op de vertikale as de hartslagfrequentie (FC). |
Omdat Professor Conconi zich ook intensief heeft bezig gehouden met het wielrennen werd er een fiets versie van de Conconi test ontwikkeld. Hij deed dit in zijn laboratorium van het Biomedical Research Institute aan de Universiteit. Aan de fiets werd een SRM-systeem gemonteerd om het vermogen en de trapfrequentie te meten. De fiets werd geplaatst op een wind geremde rollerbank. De aanvangstempo was 60 omwentelingen per minuut. Elke minuut werd de trapfrequentie met 1 omwenteling per minuut door de renner verhoogd en er werd niet geschakeld.
|
Daarmee werd per stap de bewegingsfrequentie en de toename in vermogen steeds groter. Ook hier is vaak een knik in de curve te zien als het vermogen tegen de hartslagfrequentie wordt uitgezet. Het probleem is echter dat dit vermogen (of hartslagfrequentie) niet overeenkomt met het vermogen bij de maximale lactaat steady state. De Universiteit van Maastricht heeft discrepantie ook aangetoond. |
|
Configuratie zoals Conconi het gebruikte tijdens zijn fietstesten.
|
Zelf heb ik met 12 renners van de Rabobank Junioren ploeg de test bij elke renner op twee achtereenvolgende dagen uitgevoerd en daar bleek de knik in de curve bij 8 van de 12 keer te zien door een afvlakking van de curve maar bij 2 renners ging de curve juist omhoog en bij de andere 2 was er helemaal geen sprake van een knik. Op de 2e dag waren er renners die geen knik in de curve vertoonden terwijl die dat de dag ervoor wel hadden. In de wetenschap wordt de Conconi-test voor fietser dan ook gezien als niet valide (het meet niet wat het beoogt meten) en niet betrouwbaar (het is niet herhaalbaar te meten met hetzelfde resultaat). |
Bart je vergelijkt de hartlagfrequentie die je met de Conconi test hebt gemeten op je rollerbank met de 4 mmol/l hartslagfrequentie bij een inspanningstest. Hier wordt er van uitgegaan de het omslagpunt (Maximale Lactaat Steady State, MLSS) ligt bij een melkzuur concentratie van 4 mmol/l. Ook hier moet ik je teleurstellen dat dit lang niet altijd het geval is. Bij onze wielerploeg Gramin – Cervélo gebruiken we het protocol van Iñigo San Millàn voor het bepalen van de MLSS. We beginnen met een belasting van 2½ watt/kg lichaamsgewicht en na elke 10 minuten verhogen we de belasting met ½ watt/kg lichaamsgewicht. Elke 5 minuten meten we de hartslag en het melkzuur. Hieronder zie je een weergave van de resultaten van een test. |
|
Figuur 2: Op de horizontale as staat de tijd (minuten) en op de verticale as de lactaat waarde in (mmol/l). De belasting is 0-10 minuten 2½ watt/kg, 10-20 3 watt, 20-30 3½ watt/kg, 30-40 4 watt/kg, 40-50 4½ watt/kg |
Gemiddeld ligt de MLSS bij een melkzuur (lactaat) concentratie van ongeveer 4 mmol/liter bloed. De melkzuurwaarde bij de MLSS echter er is toch een flink variabele waarde. Het beste is om het omslagpunt niet te bepalen met een vaste waarde van 4 mmol/liter maar om echte te kijken bij welke vermogen je nog net een stabiele waarde melkzuur kunt meten. In figuur 2 zie je dat bij de 1e 10 minuten en een vermogen van 2½ watt/kg de 1e meting (groene punt) en de 2e meting (rode punt) ongeveer op gelijke hoogte liggen en dus de concentratie melkzuur nog constant te houden is. Dat is bij de volgende twee stappen ook nog zo. Echter bij de 4e stap van 4 watt/kg is de 1e meting (na 5 minuten) de melkzuurwaarde 2,99 mmol/l en de 2e meting (na 10 minuten) 3,76 mmol/l. Hier weet de sporter de melkzuurwaarde van 2,99 mmol niet meer constant te houden ondanks dat de belasting gelijk blijft. Hij is dan de MLSS al voorbij. Hier zie je dus dat de vaste lactaat waarde van 4 mmol/l voor het bepalen van het omslagpunt niet klopt. Dit ligt hier onder de 2.99 en boven de 2.16 mmol/l. |
Dat jouw HF bij het omslagpunt bij de twee testen zo verschillen komt omdat je de resultaten van een niet valide en betrouwbare test (de Conconi-test) vergelijkt met een vaste melkzuurwaarde. In sommige gevallen ligt de MLSS wel bij een lactaatwaarde van boven de 7 mmol/l. |
De gangbare manier is om de hartslagfrequentie (voor de trainingzones) en het vermogen (hoe goed ben je) te bepalen via het meten van de in en uitademing gassen. Per belastingstap kan dan de zuurstofopname (VO2) en kooldioxide productie (VCO2) worden gemeten. Hieruit is de maximale vetverbrandig te bepalen wat een goede indicatie geeft van het duurvermogen (D2 = duurtraining 2). Tevens is het omslagpunt te bepalen als maat voor intensive duurtraining (D3 = duurtraining 3), eventueel aangevuld met het meten van de melkzuurwaarden. De training zones worden dan niet geschat maar daadwerkelijk via fysiologische variabelen gemeten. Door op deze manier de training zones te bepalen is het mogelijk om bij de training ook specifieke trainingseffecten te bewerkstelligen. Dit maakt het mogelijk om bij eenzelfde tijdsinvestering veel meer vooruitgang te boeken.
|
Website: Inspanningstest | meer MLSS | meer Conconi
|