13-11-2012
Voor menig toerfietser is het een uitdaging is om zo afgetraind mogelijk aan de start van een toertocht of cyclosportieve te verschijnen. Het is van belang om enige reserves te hebben in je lichaam in de vorm van vetten, maar een te grote hoeveelheid hiervan zal je vooral ‘mee moeten zeulen’ en met name bergop zal dit geen positieve bijdrage leveren aan de prestatie. De lichaamssamenstelling kan worden beschreven door het lichaam op te delen in twee componenten: de vetmassa en de vet-vrije-massa. |
|
De vetmassa bestaat naast onderhuids vet ook uit inwendig vet, dit is het vet dat zich rondom de organen en in de celmembranen bevindt. De vet-vrije-massa bestaat uit het overige lichaamsweefsel, zoals botten, spieren, ingewanden, lever en nieren. |
Aangezien het niet mogelijk is om het lichaam uit elkaar te halen en te ontleden in een vetmassa en een vet-vrije-massa en het daarna weer netjes in elkaar te zetten, betreffen alle methoden om de lichaamssamenstelling te bepalen indirecte methoden. Er wordt hierbij dus altijd een schatting gemaakt. De vetmassa wordt uitgedrukt in het deel van het totale lichaamsgewicht dat uit vet bestaat, we spreken daarom van het vetpercentage. |
Welke methoden zijn er om het vetpercentage te meten? En wat zijn de voor- en nadelen hiervan? |
A. Huidplooimeting De huidplooimeting is een goedkope, eenvoudige en voor de sporter weinig belastende manier om het vetpercentage te schatten. Er bestaat een 4-punts en een 7-punts huidplooimeting. Bij de eerste worden alleen meetpunten op het bovenlichaam meegenomen, terwijl bij de 7-punts meting ook huidplooien op het onderlichaam worden gemeten. |
|
De benodigdheden om een correctie meting uit te voeren zijn: een huidplooimeter en een tabel met waardes om het vetpercentage te bepalen uit de som van de huidplooien. Daarnaast is de nodige ervaring in het oppakken van de huidplooien gewenst.
|
Een huidplooi bestaat uit huid, onderhuids bindweefsel en onderhuids vetweefsel. De huidplooi wordt opgepakt van de onderlaag, die uit spieren bestaat. Vervolgens wordt de huidplooimeter op de plooi gezet en wordt de waarde afgelezen met een nauwkeurigheid van één millimeter. |
Met behulp van een tabel wordt vervolgens afgelezen welk vetpercentage overeenkomt met de som van de huidplooien. Hierbij wordt rekening gehouden met het geslacht en de leeftijd. Een toename van de leeftijd geeft bij een gelijke som van huidplooiwaardes een hoger vetpercentage, dit komt door de grotere hoeveelheid vet die bij het ouder worden wordt opgeslagen rondom de organen. |
Uit onderzoek is gebleken dat de 7-punts huidplooimeting bij mannelijke sporters een verbetering van de schatting van het vetpercentage geeft, ten opzichte van de 4-punts huidplooimeting. Bij vrouwen is geen betrouwbaarder resultaat gevonden met de 7-punts huidplooimeting. Hier zou nog meer onderzoek naar moeten worden gedaan om conclusies te kunnen trekken. |
B. Onderwaterweging Archimedes toonde meer dan 2.000 jaar geleden aan dat de opwaartse kracht die een lichaam in een vloeistof of een gas ondervindt even groot is als het gewicht van de verplaatste vloeistof of gas. Een lichaam dat in water ondergedompeld wordt, zal dus een drijfkracht ondervinden gelijk aan het volume van het verplaatste water. Van dit feit wordt bij de onderwaterweging gebruik gemaakt om de lichaamssamenstelling te bepalen. Deze methode kan voor sommige mensen een belemmering vormen, aangezien het hele lichaam wordt ondergedompeld. Daarnaast is het een tijdrovende meetmethode. |
|
De basisformule die bij de onderwaterweging wordt toegepast is:
Dichtheid=massa ÷volume
Het lichaamsgewicht van de sporter wordt zowel op een weegschaal als onder water bepaald. Het volume kan vervolgens worden berekend door het verschil te nemen tussen de massa op de weegschaal en de massa gemeten onder water.
|
:: Sven Nys voorafgaand aan een onderwaterweging op de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen in Leuven. Tijdens de meting zal Sven volledig zijn ondergedompeld. |
Een sporter met een hoger vetpercentage, zal beter blijven drijven en dus minder wegen onder water. In de berekening voor het volume moet vervolgens worden gecorrigeerd voor: de dichtheid van het water, lucht in de darmen (vaak genegeerd) en lucht in de longen. Dus:
|
Volume=massa-gecorrigeerde ondergedompelde massa |
Vervolgens kan de dichtheid worden bepaald uit de basisformule en kan met behulp van een formule het vetpercentage worden geschat. |
Wanneer de onderwaterweging nauwkeurig wordt uitgevoerd, is het een betrouwbare methode. Het nadeel van deze methode is dat in de formule die wordt gebruikt geen rekening houdt met een verschil in de dichtheid van de vet-vrije-massa tussen leeftijd, geslacht en sporter of niet sporter. Zo neemt het soortelijk gewicht van spieren toe als je veel duurtraining doet, omdat je meer mitochondriën, energie fabriekjes, krijgt. Daarnaast is de lucht in de longen niet erg eenvoudig te bepalen, aangezien die sporter hiervoor moet uitblazen en zijn adem in moet houden voordat hij volledig ondergedompeld wordt. |
C. BODPOD Een andere methode is de BODPOD-meting, ofwel Air Displacement Plethysmography. De BODPOD is een cabine die de luchtverplaatsing meet die ontstaat nadat iemand in het apparaat gaat zitten. De BODPOD bepaalt het volume van het lichaam en kan vervolgens door middel van formules de lichaamssamenstelling bepalen. De sporter zit ongeveer vier minuten in de BODPOD met de deur gesloten. Nadat de BODPOD het lichaamsvolume bepaald heeft, wordt een longvolume meting gedaan in de BODPOD. Daarna wordt het lichaamsvolume gecorrigeerd voor de longinhoud, waardoor een goede schatting van het lichaamsvolume kan worden gemaakt. |
|
|
D. Röntgen De lichaamssamenstelling kan ook worden bepaald met behulp van röntgen, dit wordt Dual-energy X-Ray absorptiometry (DXA) genoemd. Hoewel deze methode misschien wel de meest nauwkeurige is voor het bepalen van de lichaamssamenstelling, is deze niet makkelijk uit te voeren en duur. Het voordeel van de DXA methode boven de onderwaterweging is de mogelijkheid om de botdichtheid te bepalen en mee te nemen in de berekening. Daarnaast is deze techniek vriendelijk voor de proefpersoon, aangezien deze alleen maar stil hoeft te blijven liggen terwijl de scan wordt gemaakt. |
E. Inductie Het bepalen van de lichaamssamenstelling met behulp van inductie, ook wel Bioelectric Impedance Analyse (BIA) genoemd, wordt veel gebruikt in sportscholen. De inductie methode is eenvoudig en goedkoop en heeft als voordeel dat de sporter zijn bovenlichaam niet hoeft te ontbloten, waardoor de meting vrijwel in elke openbare ruimte kan worden uitgevoerd. |
Het principe van BIA berust op een veilig elektrisch signaal dat door het lichaam wordt gestuurd via twee sensoren. Deze sensoren kunnen voetsensoren op een weegschaal zijn, maar kunnen ook handsensoren zijn, die vastgepakt moeten worden. BIA is gebaseerd op het feit dat spierweefsel veel vocht en elektrolyten bevat en daardoor als een geleider fungeert voor een elektrisch signaal. Vetmassa is relatief vochtarm en biedt daardoor weerstand aan een elektrische stroom.
|
Voorafgaand aan de meting worden de leeftijd, lengte, geslacht en lichaamstype (sporter of niet sporter) ingevoerd op het display. Vervolgens neemt de persoon plaats op de weegschaal of pakt de handsensoren vast met gestrekte armen. Met behulp van een formule wordt uit de ingevoerde en de gemeten variabelen een lichaamssamenstelling berekend door het apparaat. |
Een voorbeeld van een weegschaal waarmee het vetpercentage met de inductiemethode kan worden gemeten. Dit apparaat heeft handsensor die vastgepakt moeten worden door de sporter. |
|
Uit onderzoek is gebleken dat het bepalen van de lichaamssamenstelling volgens de inductie methode hogere waarden geeft voor vetpercentage en spiermassa in vergelijking met huidplooimetingen. |
Conclusie Het bepalen van het vetpercentage blijft een schatting. In de grafiek is te zien dat de verschillende methodes vrij veel van elkaar af wijken.
|
|
:: Gemiddeld vetpercentage gemeten met 4 verschillende methoden bij 30 vrouwelijke atleten (18-24 jaar). |
Daarom is het belangrijk om steeds dezelfde methode te gebruiken als je je vetpercentage laat bepalen. Bij de huidplooimethode is het daarnaast van belang dat de meting zoveel als mogelijk door dezelfde onderzoeker wordt uitgevoerd. Zo is er minder verschil in het vastpakken van de huidplooien. De verschillende tabellen die bestaan als normering voor het vetpercentage moeten vooral als leidraad worden gebruikt. Ten eerste zal niet elke methode dezelfde waarde als uitkomst geven. Daarnaast is het zaak om een geschikt vetpercentage voor jouw lichaam te vinden. Je lichaamsbouw heeft invloed op jouw ‘ideale vetpercentage’. De ene sporter zal makkelijker een laag vetpercentage behalen, dan de andere. |
Voor een fietser die zijn vetpercentage in de gaten wil houden om zo optimaal mogelijk aan de start te staan biedt de huidplooimeting de beste combinatie van een nauwkeurige en betaalbare meting. De impedantie methode is ook eenvoudig qua gebruik, maar is minder betrouwbaar te noemen. De BODPOD meting is gebruiksvriendelijk en nauwkeurig, maar deze is nog niet op veel plaatsen beschikbaar in Nederland. Zowel de onderwaterweging als röntgen methode zijn duur en niet zomaar even uit te voeren en zijn dus minder toegankelijk voor de recreatieve sporter. |
Literatuur
- Knechtle, B. Wirth, A. Knechtle,P. Rosemann,T. Rust, C.A. & Bescos, R. (2011). A comparison of fat mass and skeletal muscle mass estimation in male ultra-endurance athletes using bioelectrical impedance analysis and different anthropometric methods. Nutrición Hospilataria. 26(6):1420-1427.
- Bentzur, K.M. Kravitz, L. & Lockner, D.W. (2008) Evaluation of the BOD POD for estimating percent body fat in collegiate track and field female athletes: a comparison of four methods. Journal of Strength and Conditioning Research. 22(6):1985–1991
- Willmore, J.H. & Costill, D.L. (2004). Physiology of sport and exercise. Champaign: Human Kinetics. 7(2):
- De Wijn, J.F. & Hekkens, W.T.J.M.. Fysiologie van de voeding. Bohn Stafleu van Loghum
- De Jong R. (2009) Validiteit van de 7-punts huidplooimeting, ten opzichte van densitometrie (BODPOD), voor de bepaling van het lichaamsvetpercentage bij sporters. Hogeschool van Amsterdam, Voeding en Diëtetiek
|
Webstie: percentage vet | |
Labels:
Profs, Race, Cyclo, Toer
Permanente link naar: Het meten van je lichaamsvet
|
WebTrainer verzorgt persoonlijke coaching.
Neemt u een WebTrainer Coach abonnement dan krijgt u een vaste persoonlijke coach die u helpt uw sportieve ambities te realiseren.
De coach maakt een optimaal trainingsplan, binnen de tijd en mogelijkheide die u heeft. De trainingen worden samen geëvalueerd en hij motiveert om uw doel te bereiken.
Trainingsbegeleiding die alleen voor topsporters gereserveerd leek, is nu beschikbaar voor iedereen.
Zoeken in nieuwsberichten
|